1946/1947
Johannes Wilhelmus Antonius (Jo) Boelens (1891-1973) (zie rubriek ‘Personen’) bouwt aan een herstart van zijn grossierderij na de oorlog. Oudste zoon Ben komt terug uit Indië en stort zich enthousiast in de handel van zijn vader. De zonen Piet en Jan zitten in de verkoop. Vanaf 1947 doet dochter Toos de administratie. De taken waren nog niet zo verdeeld, iedereen was met hart en ziel aktief. Textiel was nog steeds ‘op de bon’ en er moest wel veel geritseld worden om een beetje de hand te lichten met dit beperkende systeem. Er waren ook veel nep-bonkaarten in omloop.
Briefhoofd na 1953.
1948
Vanaf 1 januari werkt men onder de naam Textielgroothandel Gebroeders Boelens. De groothandel, die steeds vanuit het woonhuis van Jo en Annie in de Krullartstraat was uitgeoefend, verhuist naar Kerkstraat 50. Voorheen had daar een grossierderij in speelgoed gezeten, de firma Floris.1 De begane grond en de tweede verdieping werden gehuurd. Het bovenhuis op de eerste etage (nr. 48) werd door andere mensen bewoond. Het was alleen mogelijk het pand te huren als Jo twee woningen in de Van der Venstraat, nrs 1 en 3 (beneden en boven), kocht. Deze waren van dezelfde eigenaar. Met tegenzin kocht Jo deze woningen in de wijk De Muntel voor ƒ 8884. Ze brachten samen ƒ 500 huur per jaar op. Tot zijn dood zou hij ze houden. Hij heeft er nooit meer iets aan gedaan. In een latere periode, toen hij voor groot onderhoud stond, maakte hij met de bewoners de afspraak dat hij de huur niet zou verhogen, als zij zelf alle verdere lasten voor hun rekening zouden nemen. Na zijn dood zijn deze woningen verkocht aan Groenewoud, een beginnend project-ontwikkelaar.
De zaak kon nu flink groeien op Kerkstraat 50. Ruimte betekent immers handel. Ze hadden veel in- en verkoop van 2e-keus-textiel. Grote partijen werden bij de fabrieken goedkoop gekocht. Het betrof goed met een klein foutje, dat haast onzichtbaar was in veel gevallen. Ook kocht men partijen geweigerde zendingen, die andere klanten naar de fabrieken teruggestuurd hadden. Ben en zijn vader gingen vooral over de inkoop. Jan en Piet reden in Skoda bestelwagens en zaten ‘op de baan’ voor de verkoop.
Op 3 september begint ook dochter Riet op kantoor. Zij zou nog 18 jaar in de zaak aktief blijven.
Er werd in 1948 voor bijna ƒ 195.000 textiel verkocht. Ondanks de noodzakelijke investeringen in het pand en een inbraak waarbij voor ƒ 690 ontvreemd was, had men toch nog een netto-winst van ƒ 9383.
1949, 24 maart:
Oprichting van de vennootschap onder firma: ‘Firma Gebr. Boelens’ door Jo en zijn zonen Ben, Piet en Jan. Doel: ‘Het uitoefenen van de groothandel in textielgoederen, alles in de ruimste zin’. Het betreft een voortzetting en een officiële bekrachtiging van de bestaande situatie. ‘De vennoten brengen in de vennootschap in hun kennis, arbeid, vlijt en relaties’. Jo brengt in al hetgeen dat behoort tot de door hem tot dan toe gedreven zaak, ook de schulden. Daarnaast brengt hij een levensverzekering in. Een greep uit de overige bepalingen: De vennoten krijgen ieder tekenbevoegdheid namens de zaak, maar voor kwesties betreffende onroerend goed en voor het tekenen voor transacties groter dan ƒ 1000 is de toestemming van Jo nodig. Ieder is voor ¼ deel gerechtigd in de winsten en aansprakelijk voor de verliezen. Ze mogen opnamen doen uit de kas der vennootschap in voorschot op de winst, met dien verstande dat zonder schriftelijke toestemming van Jo dat voorschot niet meer mag bedragen dan ƒ 60 per week voor ieder der zonen, die geen opnamen mogen doen indien zij niet in de vennootschap werkzaam zijn. Bij ziekte van een der vennoten nemen de anderen diens taak waar zonder enige bijzondere uitkering of vergoeding te kunnen vorderen. Bij overlijden van Jo kan zijn weduwe ervoor kiezen onder dezelfde voorwaarden mede-firmante te worden. Als ook zij overlijdt, zullen de winsten en verliezen door de overige firmanten worden gedragen.2
Kerkstraat 50 (rond 1950), v.l.n.r.: Piet Boelens, onbekende man, Ben en Martien Boelens.
Hoewel Jo op papier dus het meest te zeggen had, kwam het er in de praktijk op neer, dat Ben toch wel de grote stimulator en de beslisser was. Ben kon wel eens te enthousiast zijn over bepaalde transacties die hij afgesloten had. Jo zette hem dan weer terug op zijn plaats en liet merken, dat hij er ook nog was. Toen Ben eens voor een prima prijs de hele voorraad gekocht had van de bekende Jansen & Tilanus-fabrieken, zei Jo: “Blaas niet zo hoog van de toren. Dit heb ik jou láten doen!” Er was dus sprake van enige naijver tussen vader en zoon. Toch konden ze in het algemeen heel goed met elkaar opschieten.
In 1949 werd de omzet bijna verdubbeld, hij beliep ƒ 350.893, met een netto-winst van ƒ 24.659.3
Alles in het gezin draaide om de zaak, het enthousiasme en de ondernemingsdrang waren niet te stuiten.
De kinderen hebben allemaal een vakopleiding gehad voor de textielbranche en slaagden voor het zgn. ‘textielbrevet’. Dochter Annie en zoon Piet waren de enigen die al getrouwd waren. ’s Avonds thuis in het bovenhuis hoek Kerkstraat/Krullartstraat trof men elkaar in de grote Bruynzeel-keuken, waar veel over de zaak gesproken werd en nieuwe plannen werden gesmeed in alle spontaniteit; tenminste, als men niet aan het werk was, want er moest veel gebeuren.
Jan deelde dat jaar nog niet mee in de winst, wellicht vanwege zijn jeugdige leeftijd. Wel kreeg hij wat hij nodig had. Van de netto-winst gingen nog de privé-opnamen van vader Jo en zoon Piet af. Ben en Jan hadden geen privé-opnamen want die waren nog gewoon thuis. De netto-winst die overbleef werd als kapitaal vastgezet in de zaak. Voor Jo: ƒ 3977 en voor Ben en Piet ieder ƒ 1988. Het begin was dus gemaakt.
1950, 2 januari:
Jo vraagt vergunning tot het verbouwen van een winkelhuis tot magazijnruimte, gelegen aan de Kerkstraat nr. 50. Het werk bestaat in hoofdzaak uit het slopen van diverse binnenmuren, een trap en het vervangen van de houten vloeren door beton. Verder komt er een nieuwe trap op een andere plek als de oude. Het oude trapgat wordt gedicht. Er wordt een open kantoortje gebouwd onder de trap. Al met al ontstaat een grote open magazijnruimte van 16 ½ meter diep en op de meeste plaatsen 4 ½ meter breed. Op de tweede etage waren eerst twee zolderruimten en twee magazijnruimten. Laatstgenoemde ruimten worden vervangen door een kantoor en een archief. De totale kosten worden begroot op ƒ 750.4
Datzelfde jaar begint Martien, die zijn opleiding had afgerond, als verkoper, nog niet als mede-firmant, en neemt het rayon van zijn broer Piet over. Het was een groot rayon: Gelderland, Overijssel, Groningen. Onderweg belde hij steeds de zaak, bij voorbeeld eerst in Enschede, later als hij in Hoogeveen was, weer. Men moest dan per expres handel sturen naar deze of gene klant.
1951, 31 januari:
Ben trouwt en verlaat de Krullartstraat.
1951, 3 september:
Jan overlijdt door een verkeers-ongeval in Zevenaar. Na dit ongeval mocht Martien van zijn ouders niet meer in een bestelbus rijden. De heer Hans kwam in dienst als vertegenwoordiger.
1951, 29 oktober:
Jo en Ben treden op ‘in hun hoedanigheid van enige vennoten’ van de firma. Piet is geen firmant meer. De samenwerking met Piet verliep problematisch. Ook in de navolgende periode verbreekt men diverse malen de samenwerking met Piet, die steeds weer terug mocht komen, niet als firmant, wel als verkoper, totdat hij definitief voor zichzelf verder ging. Jo en Ben lenen ƒ 20.000 van hun schoonzoon en zwager Nico Schiltmans tegen 4 % rente. Als zekerheidstelling verlenen zij een hypotheek op ‘het huis waarin thans is gevestigd het hotel ‘Het Wapen van ’s-Hertogenbosch’, met ondergrond en erf, staande en gelegen aan de Kerkstraat, plaatselijk genummerd 32, kad. bekend sectie H nummer 4590. Door voorschreven vennootschap in eigendom verkregen bij akte van transport heden ten overstaan van de te Vught standplaats hebbende notaris Frank verleden’. Deze schuld aan Nico Schiltmans is op 15 juni 1956 afgelost.5
Dit zou het toekomstige bedrijfspand worden. Het hotel was failliet gegaan. Het pand was 42 meter diep en 6 ½ meter breed. Op de eerste etage was een zeer ruime zaal aan de voorzijde, aan de achterzijde waren ook grote ruimtes. De tweede etage was woonhuis en de derde etage zolders. De aankoopsom was ƒ 31.000.6 Men verhuist nog niet. Het adres blijft Kerkstraat 50.
1952, 1 april:
Men vestigt een filiaal in de Poelestraat 38 in Groningen in de zaak van Harm van Veen. Hij was een klant van het eerste uur bij Boelens. Piet en Jan bezochten hem vaak als ze als vertegenwoordigers in Groningen waren. Als klant kwam Harm ook wel zelf naar Den Bosch, want men hanteerde de regel dat bij aankoop van ƒ 250 de reiskosten werden vergoed. Zo ontstond het contact met Van Veen en het idee om hem te vragen filiaalhouder te worden. Het pand in de Poelestraat was even groot als Kerkstraat 50. Op 1 november 1959 volgde de verhuizing naar het Schuitendiep 78. De heer en mevrouw Van Veen woonden boven de zaak. Het pand aan het Schuitendiep was hun eigendom. Het filiaal is op 16 juli 1968 opgeheven.7
1952, 20 juni:
Jo leent - op zijn eigen naam en niet als firmant - van Adolphus Petrus Johannes van Rossum8, koopman, Hinthamerstraat 170, een bedrag van ƒ 9000 tegen 4 %. Als zekerheidstelling verleent hij hypotheek op ‘een winkel met bovenwoning, alles met ondergrond en erf, staande en gelegen aan de Kerkstraat, plaatselijk genummerd 48 en 50, kad. bekend sectie H nr. 1071. Jo had het pand diezelfde dag gekocht. In juni 1956 is deze schuld afgelost. Kerkstraat 50 bleef nog korte tijd in gebruik als pakhuis, het was geen filiaal.9 Het zou nog tot 1959 in het bezit van Jo blijven.10
Kerkstraat 32 was verhuurd in 1952 en bracht ƒ 1666 op. Men koopt weer twee nieuwe auto’s. In de loop der jaren zou ‘het wagenpark’, zoals Ben dat noemde, zich steeds uitbreiden.
Links: 's-Hertogenbosch, Kerkstraat 32. Rechts: Groningen, filiaal Schuitendiep 78.
1953, 26/27 januari:
Grootscheepse opening van Kerkstraat 32. De begane grond en de eerste etage waren omgebouwd tot een prachtige zaak. Overal stonden zgn. ‘vakken’ tegen de wanden. Dit waren houten stellages die reikten tot de hoge plafonds met een horizontale vakverdeling van houten planken. Hier en daar stond er een ladder omdat men anders de hooggelegen voorraden niet kon bereiken. Lange tafels/toonbanken waren opgesteld in het midden van de zaak. Er was een goederenweegschaal en een goederenlift. Op de eerste etage, die ook in de tijd van Gebr. Boelens nog altijd ‘de zaal’ genoemd werd, was de inrichting hetzelfde. Met de zaal erbij had men 350 m2 verkoopruimte. De zaak lag propvol met handel, alles keurig opgestapeld, je kon er een lineaal langs leggen. Er lagen planken vloeren in het pand. Aan de achterzijde op de eerste etage was een mooi groot kantoor met de bureaus van Toos en Riet tegenover elkaar met in het midden een opstand. Verder nog een bureau voor de boekhouder. Achter het kantoor lag het privé-kantoor, dat vooral door Ben gebruikt werd. Ook het woonhuis op de tweede etage was helemaal opgeknapt en ingericht. Ben en zijn vrouw Gien Hendriks waren er komen wonen, kort voor de officiële opening, die op 26 januari plaatsvond.
Zegening kantoor 1e etage: v.l.n.r. plebaan Van Susante, Piet Boelens, Annie en Jo Boelens-Desmense.
De dag begon met een bijeenkomst van alleen de familie, enkele goede vrienden en het personeel. Naast het personeel van het magazijn, werkten er al minstens vier vertegenwoordigers, waaronder neef Jan Boelens van de tak ‘Visstraat’. De centrale figuur tijdens deze intieme bijeenkomst was de plebaan van de St. Jan, de heer Van Susante, die het hele pand ging inzegenen. Hij ging het gezelschap voor met een buxus-tak, op de voet gevolgd door Piet, die het wijwatersvat droeg. De familie liep met gevouwen handen mee en knielde na afloop neer om zelf ook de zegen te ontvangen.
's-Hertogenbosch: Kerkstraat 32 begane grond gezien in de richting van de straat (1953).
Vervolgens werden er toespraakjes gehouden, o.a. door Ben. Namens het personeel kreeg Jo zijn portret in de vorm van een plaquette in brons tegen een marmeren achtergrond aangeboden.
’s Middags was er een druk bezochte receptie in de enorme woonkamer van Ben en Gien. Er waren obers van Royal die bedienden en gebruik maakten van de woonkeuken. Vanzelfsprekend waren er de textielfabrikanten overal vandaan, maar ook de Bossche middenstand was zeer goed vertegenwoordigd. En natuurlijk de hele familie Boelens. Men had gemeend dat het beter was de burgemeester niet uit te nodigen. “Dan voelt zo’n man zich maar verplicht te komen, die mensen hebben het toch al zo druk”. Tot ieders verrassing verscheen burgemeester Loeff echter onaangekondigd op de receptie om de familie te feliciteren.’s Avonds was er een diner-dansant voor familie en personeel bij ‘Royal’ in de Visstraat. Op de 27e waren de klanten uitgenodigd om de nieuwe magazijnen te komen bekijken. Er waren diverse goedkope stuntaanbiedingen en de kosten van het openbaar vervoer werden vergoed. De openingsaktie met de lage prijzen zou nog de hele week duren. De zaak was iedere dag tot 10 uur ’s avonds geopend. Het assortiment bestond uit het zgn. ‘Twents vak’, dit kan men samenvatten als huishoudtextiel, lakens, slopen, baddoeken, theedoeken e.d. Daarnaast was er de tricotage, ondergoed voor dames en heren, sportbroeken, onderjurken. Op beperkte schaal werden nog stoffen verkocht, maar dit zou niet lang meer duren. Men begon ook al met blouses en pyama’s. Vrijwel alles ging per dozijn. Het was immers een groothandel.
In de pers in de daarop volgende dagen verschenen uitgebreide artikelen, waarin ook teruggeblikt werd naar de oude zaak van Jo: ‘Het geheim, waardoor deze firma in slechts enkele jaren een zo grote vlucht heeft genomen, kan wellicht verklaard worden uit het feit, dat als markthandelaar de nodige ervaring werd verkregen voor de inkoop van speciaal voor de markthandel geschikte goederen. […] Thans zijn in het bedrijf drie zoons van J.W.A. Boelens werkzaam, waarvan de oudste, de heer Ben Boelens, wel de stuwende kracht kan worden genoemd, aangezien de dagelijkse leiding van het bedrijf aan hem is toevertrouwd’. ‘In enkele jaren tijd is dit bedrijf uitgegroeid tot een van de grootste qua omzet van het land, met als specialiteit tricotage. [….] De Kerkstraat leefde in zijn geheel met de familie Boelens mee en huis aan huis staken de vlaggen uit’.11 Niemand in de familie had tijd om zich te verdiepen in de watersnoodramp die zich aan het eind van die week voltrok in Zeeland.
Folder ter gelegenheid van de opening eind januari 1953.
Op 22 september brengt de accountant een rapport uit t.b.v. een goede opzet van de administratie en de organisatie van het bedrijf. Men gaat volgens deze nieuwe richtlijnen werken. Er kwam eenheid in de hele logistiek van het bedrijf en de aanpak werd structureel verbeterd.
Datzelfde jaar opent men een filiaal in Rotterdam. Een en ander verliep als volgt: Ben leest ‘s zaterdags in de krant dat er in Rotterdam aan de Lijnbaan12 nieuwbouw te huur was. Hij vraagt aan zijn broer Martien, die drie jaar in Rotterdam gewerkt had, of hij wel eens van de Lijnbaan gehoord heeft. Martien vertelt, dat dit hartje stad is en dat er een nieuw zakencentrum geopend wordt. Het is dus een courant punt. ‘s Maandags wordt direct een timmerman gebeld en tien dagen later is het nieuwe filiaal van Gebr. Boelens in Rotterdam geopend. Dit gebeurde allemaal terwijl de ouders op vakantie waren. De dag vóór de opening kwamen zij terug van vakantie. Ze wisten niets van de beslissing van hun zonen, die helemaal buiten hen om genomen was. Toen Ben en Martien hun vader van het station gingen halen, waren ze heel bang voor de reactie. Hij was het er inderdaad totaal niet mee eens. De volgende ochtend is Martien zich vroeg aan het aankleden. Jo zegt: Ik ga niet mee naar de opening, ik ben het er niet mee eens, etc. Martien drijft door, Jo kleedt zich aan en gaat mee. De opening was een grandioos succes, de eerste dag draaiden ze een omzet van ƒ 10.000. Reactie van Jo: Als we dit voortaan per week kunnen halen, ben ik tevreden. Voor Rotterdam werd een bestelwagen aangeschaft.
Annie en Jo Boelens-Desmense met burgemeester Mr Loeff bij de opening van Kerkstraat 32.
Twaalf jaar zou Martien deze zaak runnen. Hij is eerst 5 jaar in pension geweest bij de familie Wouters. Na zijn huwelijk reist hij nog eens 7 jaar met de trein heen en weer van Den Bosch naar Rotterdam. Het filiaal zou pas tijdens de surséance van het moederbedrijf in 1974 opgeheven worden. In 1964 werd er in plaats van Martien een filiaalhouder aangenomen. Een jaar later verhuisde het filiaal naar de Nieuwe Binnenweg nr. 26, en, nog in 1972, twee jaar vóór de opheffing van het moederbedrijf, volgde een verhuizing naar de Hoogstraat 105A, waar het ook altijd markt was en waardoor men weer meer marktkooplieden hoopte aan te trekken.
Martien Boelens in het filiaal in Rotterdam.
1954:
Een derde filiaal wordt geopend in Zwolle in de Walstraat nr. 8.13 Het heeft ongeveer 10 jaar gefunctioneerd. In 1962 werden daar nog drie aangrenzende ruimten bijgehuurd voor showroom en kantoor.14 Een paar jaar later liep het niet goed meer. Het werd opgeheven en de filiaalhouder werd aangesteld als vertegenwoordiger in dat rayon.
1956, 13 juni:
Martien wordt officieel vennoot.15 Het jaar daarvoor was er al voor het eerst ten voordele van hem een aandeel in de winst van ƒ 10.000 en een uitbetaling van een schuld aan hem van ruim ƒ 9100 in kapitaal omgezet. Er waren nu dus drie firmanten: Vader Jo en zonen Ben en Martien.
Ben hield niet zo van Twents vak. Hij ging liever ondergoed en sportkleding inkopen. Hij kwam veel bij ‘Rositta’ in Sittard, een grote tricotage-fabriek of bij ‘Deco’. Iedere vrijdag ging hij naar ‘Treebeek-Modern’. Hij reisde veel voor de inkoop en wist overal goede transacties af te sluiten met de fabrikanten. Het idee ontstond om zelf een tricotagefabriek te gaan beginnen. Hoewel Ben veel verstand had van textiel, ook van de fabricage, had hij geen verstand van machines en geen tijd om zelf een fabriek te leiden. Martien leidde Rotterdam, dus die was ook niet beschikbaar. Bij ‘Rositta’ had Ben altijd een prettig contact met de bedrijfsleider van de fabriek, Theo Moors. Ben stelde Theo voor om met hem samen te werken in een nieuw te openen tricotagefabriek in Den Bosch. Dit aanbod werd geaccepteerd. Ten behoeve van de fabriek kocht Firma Gebr. Boelens een pand in de Cuperinusstraat nr. 4, op dezelfde dag dat Martien vennoot werd, dus op 13 juni.16 De aankoopsom was ƒ 42.636.17
Ook op die datum verschijnen Jo, Ben en Martien voor de notaris om een lening af te sluiten van ƒ 70.000 bij de Nationale Hypotheekbank. Ze beloven jaarlijks 4¼ % rente te zullen betalen. Jo treedt ook als privé-persoon op, omdat één van de onder hypotheek te brengen onroerende goederen, Kerkstraat 48-50 is, nog steeds zijn bezit. Kerkstraat 32 en Cuperinusstraat 4 dienen ook als onderpand. Cuperinusstraat 4 wordt omschreven als: ‘Fabrieksgebouw met kantoor, woning, ondergrond, erf en tuin, kad. bekend sectie I nr. 952, groot vier aren zestig centiaren.’ Het pand lag in de wijk ‘Het Zand’ en was gebouwd in het begin van de 20e eeuw t.b.v. de firma Tierie, een drukkerij en binderij. Tijdens de bevrijding van de stad had het veel te lijden gehad, maar het was na de oorlog weer helemaal opgeknapt.18
Ben Boelens op het 'privé-kantoor' 1953.
We gaan nu even door met de chronologie van de fabriek om vervolgens de draad weer op te pakken van de firma Gebr. Boelens.
1957, 24 april:
Officiële oprichtingsakte van de fabriek. Het wordt de Commanditaire Vennootschap ‘Tricotage en Confectie Ateliers Regina C.V’. Het bedrijf staat juridisch los van de firma Gebr. Boelens, die alleen het pand in eigendom heeft. Ben noemde deze fabriek naar zijn vrouw Gien (Regina).
Partijen: Theo Moors, industrieel, Ben, koopman en zijn zwager Nico Schiltmans. Doel: ‘Het vervaardigen, confectioneren en verhandelen van tricotagestoffen en aanverwante artikelen’. Theo en Ben zijn beherend vennoot, Nico is commanditair vennoot. Dit betekent dat Nico alleen financieel betrokken was. Ben en Theo brengen ieder ƒ 35.000 in en Nico ƒ 20.000. Het kapitaal van Ben en Theo kon groeien, omdat voor hen steeds de winst omgezet werd in een kapitaalsvermeerdering. De commanditair vennoot bleef staan op het kapitaal dat hij ingebracht had. Men kwam overeen uit de winst jaarlijks 5 % te genieten over ieders kapitaal en van de overwinst nog 3 % van ƒ 20.000 uit te keren aan Nico.
Etiket in het Regina-ondergoed.
1957, 22 mei:
Jo en Martien geven Ben toestemming om als beherend vennoot deel te nemen in ‘Regina’, het betreft dus een bevestiging van een reeds sinds een maand bestaande toestand. Volgens de akte van oprichting van de firma Gebr. Boelens had Ben deze toestemming nodig, omdat hij aktief werd in een ander bedrijf, terwijl hij ook gewoon firmant bij Boelens bleef. Ben moet jaarlijks 2/3 van het hem toekomende deel van de winst uit ‘Regina’ aan Jo en Martien uitkeren. Maar omdat de firma ook afnemer was van Regina moest dit geld wel ter beschikking van Regina komen als het nodig was. Het kwam er in de praktijk gewoon op neer dat Bens aandeel in de winst van ‘Regina’ doorgesluisd werd naar de firma. Alles was voor de zaak.19
In 1958 had de fabriek een omzet van ƒ 550.132. In 1960 was de winst verdubbeld en werd er voor ruim ƒ 700.000 geproduceerd. De huur die men aan de Firma Gebr. Boelens moest betalen bedroeg ƒ 2600 per jaar. Er stonden tientallen machines, die vrijwel uitsluitend door meisjes bediend werden. Hoofdzaak was het fabriceren van ondergoed met het merk ‘Regina’.
Op 1 juli 1960 wordt Jo Boelens, ‘textieldeskundige’, aangesteld als adviseur tegen een vergoeding van 1/6 deel van de netto-winst. Deze vergoeding komt geheel ten laste van het aandeel in de winst van Ben, daar de toetreding van Jo voor Ben een verlichting van de arbeid betekent. Jo adviseert ‘Regina’ op textieltechnisch en commercieel gebied en regelt daartoe zijn werkzaamheden zelf.20
Theo en Bertha Moors-van Dommelen woonden bijna in de fabriek. Vanuit hun huiskamer kon je via een glazen wand in de produktie-ruimte kijken.21
Verreweg de grootste afnemer van Regina was firma Gebr. Boelens, doch er werd ook wel aan andere ondernemingen verkocht, zij het in veel mindere mate. Boelens stond wel steeds voor een groot bedrag op de lijst van debiteuren, want het kwam natuurlijk niet zo nauw met de betalingen, omdat het vestzak broekzak was. Jaarlijks volgden nieuwe investeringen in machines, auto’s, technische installaties e.d. Steeds meer personeel werd in dienst genomen.
De jaren 1964/1965 waren zeer goed met producties van ruim ƒ 750.000 en netto-winsten van ruim ƒ 50.000. Het vermogen van Ben in ‘Regina’ was in 1965 opgelopen tot ruim ƒ 204.000, maar dat jaar onttrekt hij ƒ 170.000 uit de fabriek t.b.v. een grootscheepse verbouwing van Kerkstraat 32. Dit toont tevens de zwakte van ‘Regina’. Het bedrijf was te zeer afhankelijk van de ups en downs van haar grootste afnemer, de firma Gebr. Boelens.
In 1966 - Nico Schiltmans had zich in 1965 teruggetrokken als commanditair vennoot - was de netto-winst nog maar ruim ƒ 19.000. De C.V. was omgezet in een vennootschap onder firma met niet meer Ben als privé-persoon, maar de Fa. Gebr. Boelens als deelgenoot in ‘Regina’. De productie was bijna gehalveerd ten opzichte van die in 1964/1965 tot een bedrag van ƒ 385.000. Er was voor een bedrag van ruim ƒ 75.000 nog te vorderen van debiteuren, waarvan bijna ƒ 59.000 van de firma Gebr. Boelens. Ben deed afstand van zijn rente-uitkering over dat jaar.
1967, 28 december:
Ben en Martien verkopen het pand van ‘Regina’ aan Theo Moors voor ƒ 105.000.22 Men trok zich terug uit ‘Regina’ mede gezien het feit dat tricotage niet meer een hoofdartikel was bij Boelens, andere markten waren belangrijker geworden.
's-Hertogenbosch: Tricotagefabriek 'Regina' Cuperinusstraat 4.
Het accountantsrapport van ‘Regina’ over het jaar 1967 begint aldus:
‘Vooraf zij opgemerkt dat de vennootschap haar oorspronkelijke karakter van confectie-atelier met als nagenoeg enige afnemer de textielgroothandel fa. Gebr. Boelens heeft verloren en steeds meer is omgeschakeld op loonconfectie. De firmanten van de fa. Gebr. Boelens, in de v.o.f. ‘Regina’ vertegenwoordigd door de heer B.J.C. Boelens, hun belang bij de vennootschap verloren hebbend, hebben zich per 31 december 1967 teruggetrokken. In verband met de zeer geringe bemoeienis, welke zij in 1967 met de zaken van de vennootschap gehad hebben, is door hen op morele gronden de gehele winst 1967 aan de medefirmant Moors geschonken’.23 Ook de machines en de hele inventaris zijn aan Theo Moors geschonken, die de meisjes nog tot begin jaren ’70 aan het werk hield. De fabriek werkte toen uitsluitend in loonconfectie.
In de jaren ’80 was er in het pand ‘de T-tuin’ gevestigd, een soort jongerencentrum. In 1993 is de Sint-straten-buurt, een deel van de wijk Het Zand, gedeeltelijk gesloopt.24 Het nieuwe flatgebouw dat thans de plaats van ‘Regina’ inneemt heet ‘Thee-tuin’.
We pakken nu de draad weer op van Gebr. Boelens. Even enkele cijfers over de periode 1953 t/m 1956:
Jaar | Omzet (ƒ) | Bruto-winst (ƒ) | Netto-winst (ƒ) |
1953 | 1.876.190 | 178.701 | 31.619 |
1954 | 2.100.090 | 196.875 | 50.607 |
1955 | 2.243.693 | 218.767 | 81.169 |
1956 | 3.041.758 | 294.555 | 130.451 |
De lijst met debiteuren over 1956 is wel erg lang! Men had voor ruim ƒ 150.000 onder de mensen staan. Vroom & Dreesmann staat al tussen de andere klanten. Onder de crediteuren, die samen ruim ƒ 140.000 te vorderen hadden, treffen we diverse grote textielfabrieken in Twente en Limburg aan.25
In 1958 trouwt dochter Toos met Koos Smit en neemt ontslag uit de firma, op verzoek van haar man.
1958, 13 december:
Jo, Ben en Martien, als firmanten, maken een overeenkomst met hun zoon en broer Piet, die op dat moment bij de firma in loondienst is als verkoper. Door onjuiste handelingen in de periode 1945 t/m 1958 had Piet schulden gemaakt aan de firma, die men nu in der minne schikt door hem een renteloze schuldbekentenis van ƒ 10.000 te laten ondertekenen. Piet ‘is verplicht tot aflossing van zijn schuld door verrekening met het hem toekomende erfdeel uit de nalatenschap van zijn vader en/of van diens echtgenote’.26
1959, 17 januari:
De zaak koopt voor Ben en Gien een nieuwe twee-onder-een-kap woning voor ƒ 30.250. De firmanten lenen ƒ 18.000 van de HAV-bank te Schiedam tegen 4¾ % per jaar. Als onderpand dient: ‘een herenhuis met garage, alles met ondergrond, tuin, erf en grond, staand en gelegen aan de Philips de Goedestraat 15 te ’s-Hertogenbosch, ter grootte van ongeveer een are 82 centiaren’.27 Twee dagen later verlaten Ben en Gien het bovenhuis in de Kerkstraat.
In april van datzelfde jaar trouwt dochter Riet Boelens met Piet Boers. Riet en Piet komen op Kerkstraat 32 boven de zaak wonen. Zwager Piet Boers krijgt de eindverantwoordelijkheid voor de gang van zaken in het magazijn en de dagelijkse leiding over het personeel bij het klaarmaken van de orders en de verzending. Daarnaast is Piet hoofdverkoper in het magazijn. Hoewel zij geen firmanten waren, hebben Riet en Piet jarenlang zich met hart en ziel ingezet voor de zaak. Naast haar werk op kantoor had Riet een belangrijke inbreng in de organisatie en was steeds steun en toeverlaat voor haar vader en broers. Ook was zij regelmatig op de werkvloer te vinden. Zij hebben gewerkt alsof de zaak van henzelf was.
1960, 1 januari:
Jo treedt uit als vennoot. Zijn aandeel in het vermogen van de firma is op dat moment ƒ 87.479.48 waard. Hij laat dit in de zaak en het wordt omgezet in een rente-dragende lening tegen 5 % per jaar met een maximum van ƒ 5000 per jaar. Mocht de zaak in moeilijkheden komen met schuldbetalingen of het verkrijgen van bank-kredieten, dan zal Jo bereid zijn zijn eigen vordering achter te stellen t.b.v. de andere schuldeisers. Verder wordt hij aangesteld als adviseur en bevolmachtigd zaakwaarnemer. Hij blijft zijn zoons bijstaan en zal hen, indien nodig, vervangen. De volmacht betreft alleen gewone dagelijkse bedrijfshandelingen. Het salaris zal ƒ 1000 per maand gaan bedragen plus een tantième van 10 % van het bereikte netto-winst resultaat. Voor het overige heeft hij niets meer te claimen van de firma en zal hij nooit meer aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de gemaakte schulden.28 Tot zijn overlijden zijn deze bedragen aan hem uitgekeerd. Alleen de laatste paar jaar, toen het minder goed ging, heeft men de uitkering teruggebracht tot ƒ 1000 per maand all-in (rente-uitkering plus salaris).
1960, 20 oktober:
Faillissement van Piet. Ook de firma probeert hiervan een graantje mee te pikken en dient bovengenoemde vordering in van ƒ 10.000, vermeerderd met een nieuwe vordering van ƒ 2295.29
1961, 1 juni:
Ben en Martien richten samen een tweede vennootschap onder firma op: ‘Textielmaatschappij Trio’, met dezelfde doelstelling als firma Gebr. Boelens, ‘doch welke nieuwe vennootschap zich hoofdzakelijk zal toeleggen op de bewerking van een klantenkring, die voor de bestaande vennootschap niet of moeilijk bereikbaar is’.30
Textielmaatschappij Trio was in wezen niet meer dan een andere naam waaronder men werkte bij de grotere klanten. Gebr. Boelens had nog steeds de reputatie van groothandel voor marktkooplieden en kleine winkeliers en kreeg bij de grootwinkelbedrijven, zoals C & A, geen voet binnen de deur. Men hoopte dat met een andere naam wel te bereiken. Dus voor de oude klanten bleef men Gebr. Boelens en voor de ‘grote jongens’ noemde men zich Textielmaatschappij Trio. Trio had een eigen logo, briefpapier, een apart telefoonnummer en banknummer, maar alles werd gedaan vanuit de magazijnen en de administratie van Gebr. Boelens. Nadat Martien in 1964 het filiaal in Rotterdam niet meer hoefde te leiden, stortte hij zich volledig op Trio en bracht veel grote klanten binnen. De opzet van Trio is dan ook zeker geslaagd te noemen voor deze periode. Men kreeg diverse grote winkelketens met vele filialen tot klant. Trio - en dus Boelens - moest wel alle zeilen bijzetten om zo scherp mogelijke prijzen te maken en om aan alle eisen van de grootwinkelbedrijven te voldoen. Er werden strenge eisen gesteld aan de presentatie van de producten, zoals verpakking, etikettering e.d. Bij Boelens was men dat nooit gewend geweest. Een grote klant werd o.a. de supermarkt-keten van De Gruyter, die in al haar filialen met een afdeling textiel begon.
Ben hield erg van grote Amerikaanse auto’s. Hij had er enkele versleten. In 1961 werd voor hem een nieuwe lichtblauwe Ford Fairlane aangeschaft voor ƒ 10.900.31
1961, 23 december:
In het vakblad ‘Textilia’ verschijnt in de rubriek ‘de Man van de Maand’ een artikel over de 70-jarige Jo.32 Hieruit enkele citaten:
Het kleine grossierderijtje van Jo ‘heeft zich tot de groothandel ontwikkeld die, ook wat zijn vertakkingen betreft, een nationale betekenis heeft. […] Er zijn buiten het hoofdkantoor nog vestigingen in Rotterdam en Groningen met depots in Haarlem33 en Zwolle, terwijl er eigen fabrieken draaien in Den Bosch, Delfzijl en Tilburg, waar resp. katoenen tricotages, gebreide bovenkleding en confectie worden vervaardigd. […] Deze grossier opereert met lage marges, zodat er een grote omzet moet worden behaald. Die combinatie is vruchtbaar gebleken. Aan eigen en andere fabrieken worden dus wel orders van 20 tot 30 duizend dozijn van een soort gegeven, waarbij natuurlijk een zuinige calculatie kan worden gevergd’.
Samen met Harm van Veen (filiaalhouder in Groningen) had de firma een deel-eigendom gekocht in een breierij in Delfzijl. Hier liet Boelens hoofdzakelijk truien maken van het merk ‘Albatros’. Het waren prachtige truien van hoge kwaliteit. De gang van zaken was als volgt: Eerst kocht men nog via een groothandelaar in Frankrijk, maar vanaf 1962 kocht Ben op eigen naam rechtstreeks wol bij de fabriek. Met zwager Piet Boers, die goed Frans sprak, ging hij naar Tourcoing (F) om wolfabrieken te bezoeken. Men legde contacten met de firma ‘Marlière’ en Boelens kocht wekelijks een grote partij wol: Dubbeldraads 100 % wollen garens. De fabriek in Delfzijl maakte hiervan de jongenstruien, 2000 stuks per week. De inkoop en verkoop van die truien liep via het filiaal Groningen. Boelens had in de fabriek in Delfzijl nieuwe machines laten plaatsen en was op die manier gedeeltelijk eigenaar van de fabriek. Het liep fantastisch. Men had C & A als klant, ook voor de filialen in Duitsland en België en er werden aparte dessins gemaakt voor: Grand Bazar, Samen Sterk in Breda, De Faam in Amsterdam en Galeries Modernes in Utrecht. Tourcoing gaf een half jaar krediet. Zo kon heel de produktie gefinancierd worden. De wol kwam in Den Bosch aan, de vrachtwagen van de Noord-Zuid-dienst haalde steeds de wol op en bracht de truien mee terug. Op een dag in 1967 gebeurde er iets vreemds. Iemand had gezien dat er in Delfzijl kinderen liepen in Albatros-truien met dessins waarvoor door Boelens nooit opdracht gegeven was. Ook was het merkwaardig, dat de man die slechts loonbreier in de fabriek in Delfzijl was, sponsor van de plaatselijke voetbalclub was. Toen werd in Den Bosch de volgende truc bedacht. Van de 1000 kilo wol, die wekelijks uit Tourcoing kwam, hield men 100 kilo achter. Uit Delfzijl kwam geen enkele reactie, hetzelfde aantal truien als normaal gebruikelijk werd teruggestuurd. Dit was het bewijs, dat niet alle wol gebruikt werd voor de fabricage van de truien voor Boelens. De bedrieger kon worden gearresteerd.
Jo overdreef enigszins in bovenstaand interview met ‘Textilia’ waar sprake is van een ‘eigen fabriek’ in Tilburg. Wel is waar dat de textielfabriek Mols in de wijk Besterd aldaar een aantal jaren uitsluitend voor Boelens geproduceerd heeft. Het betrof hoofdzakelijk pyama’s en nachthemden. Toen Mols zijn bedrijf door omstandigheden niet meer kon voortzetten, zijn de meisjes bij ‘Regina’ in dienst gekomen en werd de productie daar voortgezet.
1962,6 augustus:
De firma koopt voor Martien en zijn gezin een nieuw hoekhuis aan de Schumannstraat 17 voor ƒ 36.331.50.
Begin oktober wordt er voor Riet en Piet Boers-Boelens een hoekhuis gekocht aan de Maria van Bourgondiësingel 16 voor ƒ 35.692.34 Beide straten zijn in de wijk ‘Zuid’.
1963/1964:
Na het vertrek van Riet en Piet worden de tweede en derde etage van Kerkstraat 32 bij de zaak getrokken. Het betreft een grootscheepse verbouwing en verbetering, waarvoor de tekeningen gemaakt worden door het Bossche architectenbureau H. van de Vrede.35 De aannemer was Kreté. Er komen een personenlift, nieuwe electrische bedrading, linoleum vloeren, overal gashaarden, en het deel van de voorgevel op de begane grond wordt vervangen door een grote tuimelwand. Hier wordt een afdeling ‘expeditie’ gemaakt. Op de tweede etage komt een nieuwe afdeling ‘bonneterie’. Het Twents vak verhuist naar de derde etage, de voormalige zolders, waar lichtkappen in het dak worden gemaakt. Meer aandacht wordt besteed aan presentatie in de vorm van show-vitrines. Ook de administratie op de eerste etage wordt gemoderniseerd en van nieuwe meubels en machines voorzien. Alle ‘vakken’ worden vernieuwd en op de etages komen nieuwe vakken. Het betreft een investering van ruim ƒ 80.000.36 Men was blij dat het pand geen monument was, anders zou de verbouwing aan strenge regels onderworpen geweest zijn.
1963, 15 juli:
Ten behoeve van hoofdverkoper Jan Meyer en zijn vrouw koopt de firma een huis in de Borneostraat nr. 3 voor ƒ 20.000.37 Zij mogen hier gratis wonen.
1963, Tweede Kerstdag:
Piet Boers ging even naar de zaak om te controleren of alles in orde was tijdens de sluiting vanwege de Kerstdagen. Er had zich een ramp voltrokken. De waterleiding was gesprongen en alles stond blank. De muren stonden bol van het vocht en overal stond water op de vloeren, ook op de bovenverdiepingen. Grote delen van de textielvoorraad waren nat geworden. Veel ondergoed zat verpakt in bruin papier en dit had afgegeven op de stuks die bovenin het pak zaten. Het was echt een groot drama. Met man en macht werd gewerkt om de schade zoveel mogelijk binnen de perken te houden. Men probeerde eerst nog met een team van mensen de textiel uit te wringen om er nog zoveel mogelijk van te redden. Dit bleek onbegonnen werk. Uiteindelijk is de hele voorraad door een wasserij gedroogd.
Regelmatig werden nieuwe leningen aangegaan en werden panden onder hypotheek gebracht. Door de lage winstmarges en door het feit dat het opgebouwde kapitaal onmiddellijk werd ingezet als werkkapitaal bestond er op papier wel vermogen, doch dit zat allemaal in de zaak, er was steeds weinig echt liquide vermogen voor handen.
In 1965 bezat de firma tien auto’s, de meeste van het merk Ford Taunus bestelwagen, waarin de vertegenwoordigers reden. Iedere zaterdag kwamen zij naar Den Bosch en vond er een vergadering plaats. Zij kregen dan weer nieuwe monsters mee voor de verkoop in hun rayon.
Inmiddels was Ben begonnen met de inkoop in Italië. Rond 1962 maakt hij een eerste oriënterende reis samen met een kenner van het land en de taal. Vooral de omgeving van Modena wordt bezocht, waar het stadje Carpi van oudsher bekend staat vanwege de textielindustrie. Contacten worden aangeknoopt met diverse fabrieken waar Ben vooral ‘bonneterie’ inkoopt, d.w.z. mooie kwaliteit truien, twinsets, dit zijn stoffen truitjes voor dames met daarover een vestje van hetzelfde dessin en kleur, heren en dames pull-overs van astralon, een nieuwe textielvezel, en wat dies meer zij. Een personeelslid38 gaat een cursus Italiaans volgen en maakt diverse reizen met Ben naar Italië. Na enkele jaren geeft Ben deze taak uit handen aan zijn zwager Piet Boers. Ook elders in Italië, bij voorbeeld in Modena zelf, in San Marino, Milaan en in Prato, werd ingekocht. De import vanuit Italië is tot het laatst toe doorgegaan.
Aldus werd het assortiment steeds breder. Kwam men in de beginperiode bij Boelens hoofdzakelijk voor tricotage en Twents vak, nu was er ook veel confectie te vinden, zoals overhemden, pantalons, o.a. ook spijkerbroeken, T-shirts, truien, vesten, zwemkleding, pyama’s e.d.
In 1964 ontstond het eerste contact met Daarnhouwer & Co.’s Handelmaatschappij aan de Herengracht 223-225 in Amsterdam. Deze relatie zou een volledig nieuwe fase inluiden in de geschiedenis van het bedrijf. Daarnhouwer is een bedrijf dat kan bogen op een lange traditie als importeur vanuit het Verre Oosten. In die tijd had men kantoren in Londen, Antwerpen, Hamburg, Wenen, Sapele, Singapore en New York. Van oudsher importeerde men al koffie, thee, rubber, cacao e.d. uit voormalig Nederlands-Indië en andere landen in die regio, maar nu wilde men ook gaan beginnen met het opzetten van textiel-import. Het was een markt die sterk in opkomst was. In het Verre Oosten konden textielproducten veel goedkoper gemaakt worden dan in Europa. Daarnhouwer had de heer Stütterheim aangesteld om deze nieuwe poot van het bedrijf te gaan leiden. Doordat Boelens in genoemd jaar een kleine order plaatste bij Daarnhouwer, kwam men in contact. Het Amsterdamse bedrijf had wel ervaring met handel drijven in het Verre Oosten, maar niet veel kennis van de textielbranche. Zo ontstond het idee om Ben Boelens te vragen met de heer Stütterheim mee te gaan naar het Verre Oosten. Als deskundige kon hij beter beoordelen wat voor textielproducten men daar moest laten maken en hoeveel. Hij beoordeelde de kwaliteit, de dessins en de afwerking.
Zijn visitekaartje was aan één zijde in het Japans opgesteld.
Als tegenprestatie werden voor Ben de reis- en verblijfkosten vergoed. Voor Gebr. Boelens had dit als voordeel dat men precies die goederen in de zaak had liggen die men wenste, tegen zeer lage prijzen. Het was alsof Ben voor Boelens inkocht in het Verre Oosten, maar de transacties verliepen wel via Daarnhouwer, die dus schuldeiser van Boelens werd. In Azië stond Ben bekend als ‘textile expert’ van de firma Daarnhouwer. Stütterheim stelde waterdichte contracten op met de fabrikanten. De eerste reis was in 1965. Ben kocht toen voor de zaak voor ƒ 170.000 aan textiel. Tussen dat jaar en 1971 reist hij ongeveer acht keer naar Azië. Met uitzondering van 1970 ging hij ieder najaar voor 5 à 6 weken weg en enkele jaren ging hij tweemaal per jaar, nl. ook in het voorjaar nog een drietal weken. De meeste contacten had men in Hong Kong, maar er werden ook zaken gedaan in Korea, Japan en Taiwan. In 1967 staat Daarnhouwer voor bijna ƒ 150.000 op de lijst met crediteuren, dus zoveel was er minstens ingekocht.39
Na het vertrek van haar vader had Riet gehoopt mede-firmante in de zaak te kunnen worden. Een paar jaar heeft zij hier sterk op aangedrongen, maar Jo huldigde het principe: “De zaak is voor de jongens”. Teleurgesteld verlaat Riet in 1966 het bedrijf en begint een eigen zaak: ‘Kleutermode’ in de Pastoor de Kroonstraat. Piet Boers blijft wel tot de opheffing werkzaam in de zaak.
De lijst met debiteuren werd ieder jaar langer. Men had voor tonnen ‘onder de mensen staan’. De klanten kregen bij Boelens krediet en er waren vaak problemen met de betalingen of men nam het niet zo nauw Iedere morgen was het weer spannend hoeveel geld er binnen was gekomen van de debiteuren op bank en giro. Aan het eind van 1967 had de firma bijna ƒ 430.000 te vorderen van debiteuren.
Nog enkele cijfers:
| 1965 (ƒ) | 1966 (ƒ) | 1967 (ƒ) |
Omzet | 3.941.182 | 4.367.959 | 4.259.993 |
Brutowinst | 449.220 | 494.735 | 536.127 |
Nettowinst | 85.217 | 74.806 | 81.213 |
Uit deze cijfers mag duidelijk zijn hoe laag de winstmarges waren. De concurrentie was fel en als grossier moest men laag prijzen, omdat de detaillist er zelf ook nog op moest verdienen. Ook de liquiditeit bleef een groot probleem. Steeds moest men een beroep doen op een bedrijfskrediet bij de bank. Over 1967 had men een bankschuld van bijna ƒ 250.000, nog afgezien van de hypotheekschulden.40 Deze bedrijfskredieten werden in de jaren daarna steeds hoger, evenals de onkosten.
Toch bleven Ben en Martien met grote energie en positief enthousiasme hun aktiviteiten voortzetten. Ze letten teveel op de grote omzetcijfers en hoopten steeds maar dat ook de winsten zouden aantrekken. Om daadwerkelijke vermogensopbouw maakten ze zich niet druk, als ze maar door konden groeien. De zaak leefde enorm, het was er altijd druk en Martien verkocht heel erg goed, vooral aan de grote klanten van Textielmaatschappij Trio. Hij had heel Nederland als werkterrein, tegenwoordig zou je Martien een account manager noemen. Door het ongeluk met zijn broer Jan durfde hij echter nooit alleen in een auto te rijden, dus er ging altijd een personeelslid met hem mee als de klanten bezocht werden. Ben bemoeide zich helemaal niet met de verkoop, het was Martien die daar de grote stuwende kracht was en daar moest het uiteindelijk allemaal vandaan komen. Martien heeft heel veel relaties kunnen leggen en was altijd erg aktief in de zaak. Hoewel hij altijd enigszins overschaduwd werd door Ben, die de dagelijkse leiding had, verliep hun samenwerking uitstekend. Ondanks het feit dat zij nogal verschillend van aard waren en bijna elf jaar leeftijdsverschil hadden, konden ‘meneer Ben’ en ‘meneer Martien’, zoals zij door het personeel genoemd werden, erg goed met elkaar overweg.
Men barstte op Kerkstraat 32 uit de voegen. Het pand zat boordevol textiel, men huurde zelfs drie leegstaande panden aan het eind van de straat41 om de voorraden op te slaan. Inmiddels was er in alle straten in de Bossche binnenstad eenrichtingverkeer gekomen. Door de import uit het Verre Oosten, Italië en andere landen werd dit een groot probleem. De vrachtwagens moesten via de Korte Putstraat op de zaak afrijden. Het gebeurde wel dat er bij voorbeeld een vrachtwagen vol pyama’s uit Joegoslavië kwam, die de bocht niet kon maken, met alle problemen van dien.
Na lang wikken en wegen besluit men de Kerkstraat te verlaten en een pand te laten bouwen op het nieuwe industrieterrein in de wijk West, waar een terrein gekocht wordt van 4200 m2 op de Kasteleinenkampweg nr. 1, hoek Rietveldenweg. Men had nog steeds goed vertrouwen in de vlucht die de Verre Oosten-handel zou gaan nemen en in de omzetten die men bij de grote klanten van ‘Trio’ kon binnenhalen. Ben voerde de onderhandelingen met de aannemer en had de supervisie over de nieuwbouw. Er werd een pand neergezet met een frontbreedte van 34 meter en een diepte van 61 meter met rondom parkeermogelijkheid. De volledige breedte aan de voorzijde werd in beslag genomen door kantoren, waarbij voor ‘Trio’ een aparte administratieruimte ingericht werd, kantine en showroom, daarachter lag de grote verkoophal/magazijn, afgesloten door de afdeling ‘expeditie’ die twee tuimeldeuren aan de achterzijde kreeg waar de vrachtwagens geladen en gelost konden worden. Er werd alleen gelijkvloers gebouwd, dus zonder verdieping.42 Kerkstraat 32 werd voor ƒ 175.000 verkocht aan de buurman43, de firma Schreuder, een meubelzaak, die tot 2005 in beide panden een bedrijf voerde.
Het nieuwe pand ‘op West’ is gebouwd door bouwbedrijf fa. Adr. De Wit te Schijndel volgens een ontwerp van architect M.W.M. de Wit uit Schijndel, een broer van de firmanten van het bouwbedrijf. De bouwkosten bedroegen inclusief grondprijs ƒ 449.400, waarbij interne voorzieningen zoals centrale verwarming e.d. niet zijn inbegrepen. De grond kostte daar toen ƒ 22 per m2. De totale waarde van de textielvoorraad die in het gebouw opgeslagen lag was 1 tot 1 ½ miljoen gulden. Het jaar voorafgaand aan de verhuizing (1968) was er nog een omzet gemaakt van 6 ½ miljoen gulden.44
Ben Boelens leidt zijn vader Jo Boelens rond op het bouwterrein Kasteleinenkampweg 1.
1969, 1-3 augustus:
Officiële opening. Eerst werd een kleine bijeenkomst gehouden met alleen het personeel, ongeveer 40 in getal. Toespraken werden gehouden door Ben en Jo. De receptie, waarbij honderden mensen aanwezig waren, werd vanzelfsprekend gehouden in het pand zelf. Alle bekende namen uit de textielwereld in Nederland waren present. En niet alleen leveranciers, maar ook veel klanten van Gebr. Boelens waren aanwezig. Zij kwamen natuurlijk op de speciale aanbiedingen af, maar met velen had men ook een tamelijk persoonlijke relatie van tientallen jaren opgebouwd. De klanten die verstek lieten gaan waren de ‘grote jongens’ van Textielmaatschappij Trio met wie men slechts een strict zakelijke relatie had. Wat hadden zij te zoeken op een receptie van een leverancier? Toch was dit al een veeg teken.
De eerste paar jaar in het nieuwe pand op de Kasteleinenkampweg ging het nog goed, hoewel vooral Ben al direct vanaf de opening een voorgevoel had dat het mis zou gaan lopen. Men had grote investeringen gedaan, de winstmarges bleven laag, de schuld aan de bank wegens het bedrijfskrediet werd ieder jaar hoger, en ook de nog te vorderen en de nog te betalen bedragen aan de crediteuren groeiden. Daarnaast waren er de hoge kosten. Een groot bijkomend probleem was dat de winkelketens Boelens niet meer nodig hadden om aan textiel uit het Verre Oosten te komen. Zij gingen zelf en kochten rechtstreeks bij de fabrieken in. Ook kleinere winkeliers bundelden zich in inkoopcombinaties, die de tussenhandel van de grossierderij niet meer nodig hadden. Doordat de zaak niet meer in de binnenstad gevestigd was, kwamen de marktkooplieden, aan wie altijd goed verkocht werd, ook minder. Als men op de markt flink verkocht en men wilde snel nog voorraad bijhebben kon men in het verleden naar de Kerkstraat lopen, dat viel nu ook weg.
Fragment folder opening augustus 1969 Kasteleinenkampweg/hoek Rietveldenweg.
Een andere zeer belangrijke factor, waarmee Boelens nooit te maken had gehad, was de snel wisselende mode. Wanneer men eens bij voorbeeld duizenden dozijnen pantalons met wijde pijpen ingekocht had, dan kwamen smalle pijpen in de mode en kon men de broeken met wijde pijpen ‘aan de straatstenen niet kwijt’. De zaak zat met enorme voorraden van dit soort partijen, die niets opleverden. Ben begon zich ook met de verkoop te bemoeien en ging in België, dat altijd wat achter liep qua mode, deze goederen met verlies verkopen, om toch nog iets terug te krijgen van de investeringen. Vaak moest hij ze voor zeer lage prijzen wegdoen. Maar ze brachten in ieder geval nog iets op.
In zijn algemeenheid kan men stellen dat de functie van grossier in deze branche steeds minder belangrijk werd. Toch werd in 1972 nog voor bijna 4 miljoen gulden omgezet met een bruto-winst van ruim ƒ 614.000, doch een netto-winst van slechts ƒ 25.599, zijnde 0.64 % van de omzet. Bij een omzet van ƒ 4.400.000 in 1971, was de netto-winst over dat jaar meer dan het dubbele van 1972.
In de loop van 1973 werd duidelijk dat het niet meer om vol te houden was. Het was noodzakelijk om uitstel - ‘surséance’- van betaling aan te vragen om een faillissement te voorkomen. In het bedrijf wordt dan een beheerder aangesteld, in dit geval Mr Knitel uit Den Bosch, die toeziet op de liquidatie van het bedrijf. Door verkoop van de bezittingen werd zoveel mogelijk geld vrijgemaakt en aan de crediteuren een voorstel gedaan. O.a. het pand werd voor ƒ 550.000 verkocht. De firmanten en Piet Boers en Jan Meyer konden in hun huizen blijven.
In juni van dat jaar overlijdt Jo. Zijn vermogen in de zaak was nog ƒ 100.000 waard. De broer en zussen van Ben en Martien en zijzelf werden voor dat bedrag mede-schuldeiser. De beheerder slaagde erin met de crediteuren tot een accoord te komen. Iedere schuldeiser nam genoegen met 55 % van zijn vordering. Afgezien van de schuld aan de bank had men voor ruim 1 miljoen gulden aan crediteuren. Ben en Martien deden afstand van hun vaders part t.b.v. de schuldeisers. Ook Piet kreeg niets uitgekeerd i.v.m. de bovenstaande akte van schuldbekentenis. De vijf dochters van Jo kregen dus ieder ong. ƒ 7000 uit de surséance. En daarmee was het afgedaan. Door het accoord kon de zaak verder opgeheven worden.
Op 13 augustus 1973 treedt Ben in dienst als hoofdvertegenwoordiger textiel voor de Benelux bij de firma Daarnhouwer, de grootste schuldeiser. Daarnhouwer had hem deze functie aangeboden. Hij was verrast, maar voelde zich als een rat die het zinkende schip verliet.
Martien heeft samen met de beheerder de hele surséance verder afgewerkt. In 1974 werd het boek van ruim 25 jaar textielgroothandel Gebr. Boelens gesloten.
| |